Uitnodiging voor een gesprek over rechtsstatelijkheid als evenwichtskunst

Caroline Raat

1 november 2021

Geachte lezer,

Graag vragen de ondertekenaars van dit initiatief uw aandacht voor ontwikkelingen in de rechtsstaat. Het afgelopen halfjaar heeft een groep betrokken mensen, onder wie juristen, maar ook sociaal-wetenschappers en filosofen, professionals, burgers en belangenorganisaties gesprekken gevoerd over dit onderwerp. De voorlopige inzichten hieruit willen wij met u delen in een open gesprek.

Spanning in rechtsstatelijke waarden

De idee van de rechtsstaat als middel tegen willekeurige machtsuitoefening door de overheid kent een lange geschiedenis. De kern ervan is zelfbinding van de overheid aan het recht: niet langer staat de macht boven de wet, maar is daaraan onderworpen. Grondrechten, legaliteit, machtenscheiding, democratie, verantwoording en waarden als universaliteit, rechtsgelijkheid, onpartijdigheid, objectiviteit, neutraliteit en dienstbaarheid zijn hiervoor essentieel. Ook responsiviteit, maatwerk en oplossen van problemen van burgers horen daar vanouds vanzelfsprekend bij. Dit zijn geen doelen op zich, maar zij dragen bij aan de rechtsstaatgedachte en de daarachter liggende menselijke waardigheid en algemene belangen, die ook gestalte hebben gekregen in de VN Duurzame Ontwikkelingsdoelen.

Achter besluiten van overheidsorganen, en daarmee van hun medewerkers en bestuursrechters schuilen waardenafwegingen. Zo is het van belang dat vergelijkbare gevallen gelijk behandeld worden, maar ook dat verschillende gevallen ‘ongelijk’ behandeld worden op basis van de verschillen. Hiervoor wordt een beroep gedaan op het professionele oordeelsvermogen van ambtenaren en bestuursrechters. De waarden van gelijke behandeling en maatwerk laten zich vaak niet met elkaar verenigen, waardoor er een inherent spanningsveld ontstaat. Om dit belangrijke werk toch verantwoord te kunnen doen, vergt ‘rechtsstatelijke evenwichtskunst’: beide waarden moeten bij elke beslissing even zwaar blijven wegen. Het open gesprek aangaan met de betrokkenen en hun inbreng serieus nemen is hiervoor van groot belang.

Rechtsstatelijkheid betekent ook dat de overheid aan het recht gebonden is. Omdat algemene regels vaak te grofmazig zijn, kent bestuurswetgeving beoordelingsruimte. Hardheidsclausules en open normen als ‘eigen verantwoordelijkheid’ of ‘ruimtelijke onderbouwing’ geven de beslisser de nodige vrijheid om de regels in te vullen in individuele gevallen. Daarvoor gelden rechtsstatelijke beginselen, zoals het evenredigheidsbeginsel en het beginsel van fair play. Die beogen willekeurige machtsuitoefening, waaronder ongerechtvaardigde ongelijke behandeling (zoals discriminatie en favoritisme), te voorkomen. Maatwerkbeslissingen moeten aan de hand hiervan worden genomen, en dat betekent dat professionals ook betrokken moeten zijn bij burgers. De overheid moet zich minstens aan de wettelijke termijnen houden, en liefst zo snel mogelijk de burger duidelijkheid geven. Bij voorkeur wordt er geluisterd naar burgers voordat er een beslissing wordt genomen.

Risico’s voor integriteit en mensenrechten

Dat dit niet altijd goed verloopt, zien we terug in de praktijk. De media lieten voorbeelden daarvan zien. Uit bestuurskundige, sociologische en psychologische literatuur over hoe mensen oordelen (streetlevel bureaucracy, (cognitive) bias, dark triad) blijkt dat ook professionals slechts in beperkte mate onpartijdig en objectief kunnen zijn. Ook voor hen is het ondoenlijk om hun emotie, mening en eigenbelang volledig uit te schakelen. Het is cruciaal dat de overheid hiermee rekening houdt, in alle geledingen van beleid, besluitvorming en beoordeling. Overheidsjuristen, of zij nu belast zijn met wetgeving, uitvoering of rechtspraak, spelen een cruciale rol bij het borgen van deze integriteit: het voorop stellen van de rechtsstatelijke balans zonder aan impulsen en oneigenlijke belangen toe te geven.

In veel opzichten is rechtsstatelijkheid als evenwichtskunst een fundamenteel dilemma, en daarom in aard onoplosbaar. De rechtsstatelijke balans slaat volgens de literatuur vooral door naar de ene of de andere kant als omstandigheden ongunstig zijn, bijvoorbeeld door een tekort aan menskracht, bezuinigingen, digitalisering of het opleggen van targets en outputfinanciering. Beslissingen zijn dan ‘te bureaucratisch’ (zoals niet goed kijken naar feiten en omstandigheden of deze bestuursgericht uitleggen) of ‘te menselijk’ (zoals mensen waarmee men zich vereenzelvigt voortrekken boven anderen). Daar komt nog bij dat professionals worden ingezet in posities, terwijl zij niet altijd deskundig of voldoende opgeleid zijn voor de beslissingen die zij moeten nemen. Zij zijn afhankelijk van inbreng van andere professionals, maar kunnen niet altijd de kwaliteit hiervan controleren.

Onduidelijke, gelaagde wetgeving, ondoordachte decentralisatie, snel verloop en marktwerking leveren een verlies aan kwaliteit bij de overheid op dat de rechter niet kan corrigeren. Al deze aspecten vergroten het risico op misstanden: onrechtmatige besluiten, integriteitsproblemen en rechtsongelijkheid.

Het beeld van een mondige, zelfredzame burger als gelijkwaardige wederpartij is mede gevolg van de hiervoor geschetste ontwikkelingen en tegenstrijdige eisen. Dat geldt ook voor het beeld van de onbetrouwbare burgers die ‘bestreden’ moeten worden door de overheid en haar juristen. Daarbij is het meest problematische dat deze behandeling niet iedereen gelijk treft: bepaalde groepen worden op basis van vooringenomenheid en uitsluiting daardoor onevenredig sterk getroffen. Een ander gevolg van dit negatieve burgerbeeld is onwettige inperking van fundamentele rechten – zoals dat op privacy – van bepaalde groepen burgers door overheidsinstanties, bijvoorbeeld met de Wet SyRI, de Wet gegevensverwerking samenwerkingsverbanden en bij bepaalde handelingen van gemeenten in het sociale domein. Experimenten en ‘proeftuinen’ met digitaal toezicht op ‘onbetrouwbare burgers’ hebben geen wettelijke grondslag. Toegang tot overheidsinformatie staat bovendien ook steeds onder druk.

Een ander punt van de verharding van de relatie tussen overheid en burgers is dat vergissingen of fouten die worden gemaakt, niet worden erkend en hersteld. Hierdoor worden mensen niet alleen benadeeld, maar ook de eerlijkheid en daarmee de integriteit van de overheid zijn dan in het geding. Verder wijzen we op het feit dat de overheid zelf ook niet altijd het recht naar letter en geest naleeft en daarin de grenzen opzoekt. Rechters corrigeren deze problemen als gevolg van marginale toetsing en ‘bulkrechtspraak’ niet altijd. De rechtspraak zelf heeft bovendien voorkomen dat een hogere proceskostenvergoeding aan burgers wegens kennelijk onredelijk handelen van de overheid werd ingevoerd. Het signaal daarmee is dat de overheid ‘haar gang kan gaan’ zonder correctiemechanismen.

Aandacht voor democratie, integriteit en grondrechten

In de afgelopen decennia is er veel beslist óver mensen en hun omgeving in plaats van mét. De spreekwoordelijke ‘kloof’ tussen mensen die wel meedoen en die worden buitengesloten, is hiervan het gevolg. De haves hebben geen idee van hoe have-nots leven, maar juist de haves zijn in de positie om over have-nots te beslissen. Dat is funest voor het sociale cement, dat doorwerkt in onderwijs en werksituaties. Het leidt tot allerlei problemen, zoals gezondheidskwesties en criminaliteit. Juist door de hiervoor genoemde ontwikkelingen – zo blijkt uit nieuwsberichten maar ook uit onderzoeken in binnen- en buitenland – staan integriteit, gelijkwaardigheid en grondrechten onder druk. En dat is waar het bij de rechtsstaat om begonnen was: ‘recht doen’ aan mensen en de samenleving.

Dat overheidsprofessionals en bestuurders als ieder mens bloot staan aan verleidingen en vooringenomenheid, is een gegeven dat we onder ogen moeten zien. Maar dat betekent niet we daar niets aan kunnen doen. Daar komt integer vakmanschap bij kijken. Onder integriteit verstaan wij hier: handelen volgens publieke, rechtsstatelijke waarden, op een eerlijke en verantwoordelijke manier. Dat betekent dat alle vormen van oneigenlijke bevoor- of benadeling – wat vrijwel altijd tot ongerechtvaardigde ongelijke behandeling of zelfs (netwerk)corruptie leidt – worden uitgebannen. Hieronder geven wij enkele speerpunten mee die voor rechtsstatelijk Nederland van belang zijn. Wij gaan hierover graag het gesprek aan met alle beslissers.

1. Behoud het goede

Wij denken dat het verstandig is om – op een pluriforme, open wijze – te inventariseren welke positieve verworvenheden het bestuursrecht (wetgeving, uitvoering, rechtspraak, rechtsbijstand en wetenschap) in de afgelopen decennia heeft gebracht. Daarbij is het goed te kijken naar best practices in Nederland, maar ook naar buitenlandse inzichten en het EU-bestuursrecht. Uiteraard moeten al die verworvenheden worden behouden en verder uitgebouwd in wetgeving en jurisprudentie. Wij wijzen op de hierboven genoemde bureaucratische waarden als gelijkheid en objectiviteit, maar ook herwaardering van evenredigheid en de dienende overheid. Niet voor niets hebben deze waarden niet alleen in ons land, maar in alle rechtsstaten hun waarde ruimschoots bewezen. Het ontbreken ervan is volgens internationale standaarden het belangrijkste kenmerk van een corrupte maatschappij: een samenleving waar mensenrechten worden geschonden.

Nieuwe inzichten moeten daarom niet ten koste gaan hiervan. Het invoeren van responsiviteit, maatwerk en de ‘informele aanpak’ zijn wenselijk en noodzakelijk, maar zij vergen wel een cultuuromslag en veel vakmanschap. Juist om ervoor te zorgen dat rechtsstatelijkheid als evenwichtskunst blijft bestaan en besluitvorming niet óf alleen bureaucratisch óf alleen responsief plaatsvindt. Het moet namelijk allebei, tegelijkertijd. Daarvoor kent het Nederlandse bestuursrecht momenteel nog onvoldoende handvatten, waar overigens wel aan gewerkt wordt. Graag dragen wij ons steentje daaraan bij. De mogelijke problemen die zijn genoemd laten zich echter volgens ons niet alleen met juridische concepten en instrumenten oplossen. Er is meer – of iets anders – voor nodig.

2. Onderzoek mogelijke problemen

Volgens ons is een gedegen, multidisciplinaire verkenning van wat er aan de hand is, noodzakelijk. Naar aanleiding van de toeslagenaffaire is een veelheid aan publicaties en opinies verschenen, die elk een deel van een of meer problemen belichten. Ook het eerste, in omvang beperkte onderzoek naar klassenjustitie willen wij hier noemen. Het risico bestaat dat beleidsmakers en rechtswetenschappers nu al denken te weten wat die problemen en oorzaken zijn om direct door te stomen naar oplossingen. Deze oplossingen zullen als gevolg hiervan mogelijk te eenvoudig of juist te academisch zijn, en wellicht andere onbedoelde negatieve gevolgen hebben, waaronder het hierboven genoemde ‘doorslaan’ van de balans.

In onze ogen is het nodig om – op een pluriforme, open wijze – eerst problemen in en van het huidige bestuursrecht (wetgeving, uitvoering en rechtspraak, rechtsbijstand en wetenschap) te inventariseren, deze vervolgens te analyseren in termen van aanleidingen en oorzaken, om pas daarna met mogelijke oplossingsrichtingen te komen. Hiervoor zijn al diverse reflecties door juristen en juridische instituties geïnitieerd. Het is mooi dat zij inzien dat er het nodige is misgelopen en willen bijdragen aan verbetering. De vraag is echter of een tamelijk besloten, homogene reflectie wel zal werken. Zoals Einstein schreef: “We kunnen een probleem niet oplossen met de denkwijze die het heeft veroorzaakt.” Het risico op blinde vlekken, ‘te juridisch’ denken, maar ook op belangenverstrengeling is aanwezig. Dit betekent niet dat er niet nu al gewerkt kan worden aan oplossingen, want de samenleving heeft die snel nodig.

3. Brede verkenning en besluitvorming

De hierboven beschreven reflecties missen diepgaande pluriformiteit vanuit een stevig anker. Weliswaar zijn gedupeerden van de toeslagenaffaire uitgenodigd om hun ervaringen te delen, maar dat is niet hetzelfde als hen vragen waar voor hen de oorzaak van het probleem ligt en hoe zij een oplossing voor zich zien. Dat geldt onder meer ook voor jongeren, minderheden en professionals en belangengroepen die hen vertegenwoordigen. Meedenken en meebeslissen is in deze tijd niet meer dan normaal, en noodzakelijk om te voorkomen dat er andermaal nieuwe instrumenten en maatregelen komen die niet optimaal werken en die legitimiteit missen.

Juristen en ‘Haagse’ beleidsmakers hoeven niet alle oplossingen te bedenken. Er zijn veel mensen uit diverse wetenschappelijke disciplines, maar ook uit het maatschappelijk middenveld en ervaringsdeskundige ambtenaren, rechtsbijstandsverleners en burgers die hen graag daarbij willen helpen. Inzichten uit sociale wetenschappen als psychologie, (rechts)sociologie en organisatiekunde zijn onmisbaar om problemen en oorzaken te begrijpen en na te denken over hoe die kunnen worden opgelost. Dat vraagt moed en bescheidenheid, want wellicht zijn die inzichten anders dan die van bestuursrechtjuristen. Vanuit onze pluriform samengestelde groep bieden wij hieronder enkele denkrichtingen aan, maar ook wij pretenderen niet alles te weten.

4. Vertrouw op methoden en vakmanschap (m/v)

Hoewel het vanuit het idee van menselijke autonomie aantrekkelijk is om te denken dat professionals op basis van kennis en ervaring vanzelf ‘het goede beslissen’, is dat niet per se het geval. Toch wordt in de juridische wereld nog steeds hierop vertrouwd. Deskundigen, onder wie Nobelprijswinnaar Daniel Kahneman, noemen dit respect-expertise. Juristen en met juridische beslissingen belaste professionals werken niet, zoals andere disciplines, met vaste beslisschema’s, hypotheses of scenario’s die alle – telkens opnieuw –  moeten worden geverifieerd en gefalsificeerd. Hierdoor is het risico op ruis en bias groot.

Uiteraard hebben overheidsprofessionals beslis- en handelingsruimte nodig om hun werk te kunnen doen, maar er zijn professionele handvatten nodig om die ruimte verantwoord te kunnen gebruiken. Hierbij denken wij vooral ook aan inzichten uit bijvoorbeeld de besliskunde. Door Gestructureerd Beslissen – eveneens ontwikkeld door Kahneman c.s. – als onderdeel van juridisch vakmanschap en beraad te zien, worden er aantoonbaar minder fouten gemaakt, en nemen vooringenomenheid en de kans op misstanden af. In de hierboven genoemde publicaties en opinies over responsiviteit en de toeslagenaffaire zien we dat er al oplossingen zijn bedacht, zoals maatwerk en het evenredigheidsbeginsel. De wetgever is bezig met een wijziging van de Algemene wet bestuursrecht die maatwerk zal bevorderen.

Dat is erg snel maar dat zal niet voldoende zijn, omdat nog niet is uitgekristalliseerd wat de problemen en oorzaken zijn. Bovendien wordt mogelijk niet voldoende aandacht besteed aan de vraag of deze oplossingen werken en of deze niet in zichzelf ook problematisch kunnen zijn. Wij wijzen op potentiële integriteitsproblemen en ongelijke behandeling. Buiten de rechtswetenschap is er zeer veel kennis over welke (juridische) instrumenten er wel en niet werken in de werkelijkheid, waaronder nudges. Die kennis wordt tot op heden nog te veel veronachtzaamd, mede als gevolg van de te uniforme reflectieprojecten.

Er is dus veel meer kennis nodig, maar ook expertise in de praktijk van interactie en het concrete contact tussen vertegenwoordigers van burgers en de overheid. Die is zeker aanwezig, bijvoorbeeld in de vorm van onderzoeken en handboeken van de OESO, die bij bestuursrechtjuristen volledig onbekend zijn. Om die reden vragen wij hier ook aandacht voor normatieve professionaliteit, oftewel vakmanschap. Dit wordt, ook in diverse juridische documenten, beschouwd als noodzakelijk om in de praktijk de nodige responsiviteit en maatwerk te betrachten. In beleidsstukken, waaronder die van de staatssecretaris van Financiën maar ook van het ministerie van Binnenlandse Zaken, zien wij hiervoor de nodige aandacht, onder meer in de vorm van trainingen van ambtenaren. Veel van de genoemde projecten bestaan al, maar leveren volgens onafhankelijk onderzoek geen aantoonbare resultaten. Ze zijn tot op heden te vrijblijvend, te kleinschalig en niet gebaseerd op wetenschappelijke methodes.

In de overheidsdocumenten zien we niet wat integer vakmanschap behelst. Wat moet de bestuursrechtelijke professional of overheidsvakman kennen en kunnen? Hoe wordt dit meetbaar geborgd en bevorderd? Kortom: wat leren de deelnemers op trainingen en hoe draagt dit bij aan een betere overheid? Cruciaal is dat de vakman leert dat hij niet alleen responsief moet handelen, maar ook objectief en neutraal en dat hij hiervoor verantwoordelijk is. Hij moet zijn beslissingen kunnen uitleggen in duidelijke taal. Hij moet de rechtsstatelijke evenwichtskunst beheersen, en dat betekent oog hebben voor besliskunde en ethiek. Wij vinden dat onmisbaar bij de vorming van overheidsprofessionals, bestuurders en politici.

5. Zorg voor integriteit

Juristen zouden de bewakers van rechtsstatelijkheid moeten zijn. Dat betekent dat zij als normatieve vakmensen morele waarden van de rechtsstaat uit zichzelf naleven en anderen, waaronder wetgever en bestuur, hierop aan moeten kunnen spreken. Integriteit is daarvoor een noodzakelijke competentie, bestaande uit persoonlijkheidskenmerken, kennis en vaardigheden. Aan het eerste aspect (als karaktertrek of persoonlijke deugd) valt niet veel te doen. Wel kan er bij werving meer aandacht aan worden besteed, bijvoorbeeld door integriteit en moreel vakmanschap in de profielschets te zetten en daarop te selecteren. Aan het tweede en derde aspect moet in opleidingen aandacht worden besteed. Rechtsstatelijkheid en beroepsethiek zijn geen ‘bijvak’ en geen kwesties van persoonlijke mening; het staats- en bestuursrecht is er immers mee doordesemd.

Wij vragen hier aandacht voor integriteitszorg als belangrijke succesfactor voor rechtsstatelijkheid als evenwichtskunst. Dit betekent niet alleen het hebben van gedragsregels, interne procedures volgens de komende Wet bescherming klokkenluiders en andere juridische waarborgen. Het betekent vooral: zorgen voor integere professionals. Daarmee vragen wij aandacht voor goed werkgeverschap en moreel leiderschap binnen en buiten de bestuursrechtelijke wereld. Een van de belangrijkste aspecten hiervan is psychologische veiligheid: een organisatiecultuur waarin medewerkers zonder angst hun professionele mening en kritiek durven te geven. Het betekent dat iedere professional tot zijn recht komt en vertrouwen heeft in zichzelf en vertrouwen krijgt.

Vormen van moreel beraad en actieve tegenspraak moeten worden geïnstitutionaliseerd. Het vergt moed van organisaties en professionals om te luisteren en indien nodig systemen en praktijken te veranderen. Maar het levert veel op: het voorkomt niet alleen bederf en mogelijke misstanden in organisaties, het verhoogt de kwaliteit op een duurzame manier. Tot slot moeten er, boven de minimale wettelijke plichten, optimale meld- en onderzoeksfaciliteiten komen voor vermoedens van inbreuken en misstanden.

Wij spreken u graag

Dit zijn onze voorlopige inzichten, maar wat ons betreft staan het gesprek en de ontwikkeling niet stil. Wij zien uw reactie hierop graag tegemoet. Voor de nabije toekomst willen wij meer bijeenkomsten organiseren, en u bent van harte uitgenodigd deel te nemen. Daar zullen we best practices delen en proberen onze gezamenlijke kennis en inzichten te vergroten. Ook komen wij graag bij u langs voor een open gesprek over rechtsstatelijkheid als evenwichtskunst. Mocht u contact willen opnemen, dan kunt u een mailbericht sturen via het contactformulier. U kunt meer lezen op deze website.

De ondertekenaars

prof. dr. B.J.M. Ale, em. hoogleraar Veiligheidsstudies, Universiteit Delft

mr. A. Atwaroe, jurist en scriptiebegeleider, Rotterdam

mr. dr. C. van den Berg, em. lector Toegankelijkheid van het recht, Hogeschool Inholland, Rotterdam

drs. P. de Boer, psycholoog, organisatie-adviseur en mediator, Leiden

P. Bouwer BA, ondernemer en ervaringsexpert toeslagenaffaire, Amersfoort

drs. M. den Broeder, voormalig ambtenaar en raadslid, bestuurslid belangenvereniging, Maastricht

mr. H.J.G. Bruens, eigenaar Bruens Advies, Zevenhuizen

mr. D.M. de Bruin, expert conscious contracting, Baarn

mr. dr. G. Enthoven, Instituut Maatschappelijke Innovatie, Leiden

mr. dr. W.A. Faas, verzekeringsarts en jurist, lid-beroepsgenoot CTG, docent SSR en onderzoeker, Amsterdam

dr. L. Feikema MA LLM, ethicus & coach, Universiteit Utrecht

prof. dr. G. de Graaf, hoogleraar Bestuurskunde, Vrije Universiteit Amsterdam

dr. L. Heres, universitair docent Bestuurs- en Organisatiewetenschap, Universiteit Utrecht

ing. P.A. van den Heuvel, interdisciplinair designer toegankelijkheid van het recht, Soest

drs. M. Hoenders, trainer, coach, projectleider Stichting Beroepseer & de Vuurmakers, Groningen

drs. T. Jansen, directeur stichting Beroepseer & VU, Amsterdam

drs. M. Klompmaker, managing director Risk & Compliance Platform Europe, Almere

mr. drs. G. Kuiper, lector Recht & Rechtvaardigheid, Hogeschool Leiden & Universiteit van Amsterdam

mr. C. Lagerweij-Duits, rechtsbijstandsverlener, Rechtplus.nl, Kortenhoef

ir. S. Langerveld, adviseur omgevingsrecht, planschade en nadeelcompensatie, Alphen aan den Rijn

mr. drs. E.M.C.M. van Leijen, Van Leijen overheidsrecht & Academie, Den Bosch

mr. L.P.M.T. Lemmens-Graus, docent Belastingacademie, burgercommissielid Provinciale Staten en gemeenteraad, Valkenburg aan de Geul

mr. R.J. Lievaart, Lievaart juridisch advies, Culemborg

dr. K. Loyens, universitair docent Bestuurskunde, Universiteit Utrecht

prof. dr. mr. E. van de Luijtgaarden, lector & bijzonder hoogleraar preventive law, Zuyd Hogeschool & Maastricht University

R.P. Nieborg, ondernemer, Nieuw-Loosdrecht

prof. mr. B. Niemeijer, bijz. hoogleraar rechtssociologie, VU Amsterdam

dr. M.C. Noort, universitair hoofddocent bedrijfskunde, Universiteit Leiden

mr. I. van Opdorp-Van de Kooi, docent, onderzoeker en valorisator ICT en Recht, Hogeschool Leiden

dr. H.L. Paanakker, universitair docent Bestuurskunde, Radboud Universiteit Nijmegen

prof. dr. L. Paape RA RO CIA, hoogleraar en voorzitter Corporate Governance Institute, Nyenrode University

mr. J.H.C. Pronk, advocaat, Apeldoorn

dr. N.J. Raaphorst, universitair docent Bestuurskunde, Universiteit Leiden

mr. dr. C. Raat, onderzoeker, docent, auteur en rechtsbijstandsverlener, Onafhankelijk Onderzoekers, Voorschoten

dr. J. Remmé, filosoof, docent Wittenborg Academy of Applied Sciences, Leiden

drs. R. Rustema MA, stichting Petities.nl, Amsterdam

G. Sangers, ervaringsdeskundige bijstand, schrijver

mr. O. Schuwer, adviseur decentraal overheidsrecht, Zwolle

prof. dr. mr. P.C.M. van Seters, em. hoogleraar Rechtssociologie, Tilburg University

mr. ing. W.A.L.D.I. van Slagmaat,  Van Slagmaat Advocatuur, Houten

mr. H. van Steenbergen, beleidsadviseur kwaliteit van de arbeid en arbeidsrecht, Leiden

Y. Valten, lid Transparency International, Maastricht

drs. L. Vegter, criminoloog, De Vuurmakers, Leiden

R. Vleugels, juridisch adviseur openbaarheid van bestuur, Utrecht

H. de Vreede, chauffeur vrijwilliger voedselbank, ervaringsexpert

mr. R.H.M. Wagemans, advokaat, Maastricht

prof. dr. Z. van der Wal, Ien Dales Hoogleraar, Universiteit Leiden

mr. W.L. Wijmans, bedrijfsjurist, Easylawyer, Laren

S. Wilgenhof-Bomert, ervaringsexpert, Lochem

drs. H. Wilmink, socioloog, voormalig ambtenaar, vrijwilliger Stichting Beroepseer, Leiden

mr. M. van der Zee, docent en promovendus preventief recht en micro mkb, Hogeschool InHolland, Rotterdam