Sinds #metoo is er wereldwijd veel in beweging gezet waar het gaat om het uitspreken van grensoverschrijdend gedrag, vaak op de werkvloer en daarmee vergelijkbare situaties: scholen, sportclubs, audities. Nog geen twee jaar gelden barstte #metoo in Nederland los naar aanleiding van uitzendingen over grensoverschrijdend gedrag bij The Voice. Kenmerk van dit gedrag is dat het vrijwel altijd is gerelateerd aan macht. De machtige voelt zich gerechtigd om gedrag te vertonen waarvan hij meestal zelf ook wel weet dat het niet kan. Hierdoor voelt een grotere groep volgers zich ook vrij om grenzen van anderen over te gaan.
Uit onderzoek blijkt dat mensen die aangetrokken worden door macht, bezit en status een risico vormen voor grensoverschrijdend gedrag, maar ook tot andere vormen van machtsmisbruik. En: heeft iemand een keer macht, dan neemt de kans toe dat hij dit gedrag gaat vertonen. Het is in de kern niet anders dan bij alle andere vormen van machtsmisbruik, van corruptie tot toeslagenaffaire. Een belangrijke vorm van machtsmisbruik door de overheid bestond en bestaat uit het martelen veroordelen van mensen als misdadiger. Vaak gaat het om criticasters (activisten, advocaten) of outsiders (heksen of andersgelovigen) weg te werken. In sommige gevallen omdat het volk riep om het bloed van iemand, terwijl er geen spoor van bewijs was. Barbertjes moeten hangen.
Om deze reden is in de loop van eeuwen, onder invloed van grote denkers die hun koningen vreselijke dingen zagen doen, de rechtsstaatgedachte ontwikkeld. Het hoort bij onze beschaving die wreedheid en onrecht niet te willen tolereren. Kernmerk hiervan is dat de staatsmacht gebonden is aan het recht om willekeurige machtsuitoefening tegen te gaan. De rechtsorde – de juridische verhouding tussen burgers onderling – wordt eveneens gedreven door maat en regel. Ook hier wordt de zwakke beschermd tegen de sterkere. Machtsongelijkheid wordt door het recht – dat veel meer is dan wetten, maar ook bestaat uit idealen, waarden en beginselen – in balans gebracht.
Lange tijd waren in #metoo de grensoverschrijders de sterkeren. Werkgevers, autoriteiten en omstanders voelden te weinig belang bij het onderwerp, wisten niet wat te doen of waren zelf bang. Zeker in het geval de leiding zelf het probleem veroorzaakt, is het amper aan te pakken. Echter, onder invloed van de media-aandacht en andere ontwikkelingen ziet men wel de noodzaak om ‘iets te doen’. Want, zoals de regeringscommissaris op dit gebied zegt: niets doen is geen optie. Maar wat dan?
Naar aanleiding van de toeslagenaffaire is er een roep gekomen om burgers maatwerk te bieden en ambtenaren daartoe meer ruimte te geven. Dat klinkt mooi, maar er zit, zo schreef een grote groep wetenschappers, professionals en burgers in een uitnodiging aan de overheid , een groot risico aan. Namelijk dat de rechtsstatelijke balans uitslaat naar de andere kant – die van burger als slachtoffer dat individuele dienstverlening eist. Terwijl die balans idealiter in het midden zou moeten hangen. Want iedereen wil maatwerk, maar uit onderzoek blijkt dat de verdeling ervan niet onpartijdig en professioneel gebeurt als er geen checks and balances zijn. De overheid is er niet om het iedereen naar de zin te maken, de overheid is recht-doener .
Rechtsstatelijkheid is een evenwichtskunst en belangrijke waarden als rechtsgelijkheid en onafhankelijkheid kunnen niet worden ingeruild tegen favoritisme, uitsluiting en amateurisme. Echter, als gevolg van vaak commerciële belangen, de roep om snelle en prettig ogende oplossingen en te weinig gedegen onderbouwing, dreigt de overheid te verzanden in een goedbedoeld, maar weinig effectief, laat staan op de lange termijn houdbaar en rechtvaardig ‘maatwerkbeleid’.
Deze onbalans dreigt ook in de hyperigheid rond grensoverschrijdend gedrag. Terwijl ook daar het verstandig is om terug te gaan naar de kern van de rechtsstaat. Namelijk dat het onaanvaardbaar is dat zonder enige vorm van bewijs een onschuldige moet hangen. De melder noemt zich klokkenluider en krijgt applaus. Dit is verklaarbaar in deze emancipatiefase, maar op de lange termijn even onrechtvaardig als ‘niets doen’.
De norm dat we alleen bewezen schuldigen veroordelen kennen we in het strafrecht, ook rond seksuele misdrijven. Het Wetsvoorstel seksuele misdrijven, waarbij het strafrecht op dit onderwerp wordt gemoderniseerd en verruimd, doet hieraan niets af. Is er geen wettig én overtuigend bewijs, dan houdt het op. Vreselijk voor slachtoffers als dat hen overkomt, maar het is de prijs die we moeten betalen voor een duurzaam rechtvaardige samenleving.
In de rechtsorde - het burgerlijke recht, waar het arbeidsrecht en daaraan verwante kinderrecht, onderwijsrecht en klachtrecht toe hoort – is de bewijslast minder zwaar, maar niet afwezig. Hier geldt het adagium: wie stelt, bewijst. En dan hangt het van allerlei omstandigheden af hoe een rechter hiermee omgaat. In gevallen waar het kwetsbare personen betreft, valt een voorzorgbeginsel – we willen niet het risico lopen dat iemand aan kinderen zit – te billijken. Dat geldt ook nog voor situaties met een grote machtsongelijkheid, zoals bij docent en leerling, of celebrity en wannabe.
In alle andere gevallen zal de rechter doorgaans de regel hanteren: als een gesteld feit niet wordt betwist, dan acht hij dit meestal bewezen, tenzij het onredelijk voorkomt. Als een gesteld feit wel wordt betwist, en is er geen steunbewijs, dan is het onbewezen. Het grijze gebied zit in de aannemelijkheid. Die moet volgens de hoogste rechter wel met een bewezen feit of omstandigheid worden gesteund om een rechter te overtuigen. Zoals: wat er in een zitting is gezegd, verklaringen van derden, het dossier. Het feit is dan geen feit, maar een conclusie over de aannemelijkheid.
Een belangrijk rechtsstatelijk beginsel is dat van rechtszekerheid. Er kan alleen een onderzoek plaatsvinden of sancties worden getroffen als er een objectieve norm is die bij iedereen bekend is. Dit is bij grensoverschrijdend gedrag lastig, maar de vaak gebezigde stelling ‘als iemand iets als ongewenst ervaart, is het grensoverschrijdend’, geldt niet tussen melder en beklaagde, maar is een norm voor een werkgever, namelijk om te zorgen voor een veilige werkplek.
Deze objectieve norm staat niet in de wet. En dat is ook niet zo gek, want je kunt grensoverschrijdend gedrag niet uitputtend beschrijven. We kunnen wel kijken naar het voorgestelde wetsartikel in de Wet seksuele misdrijven met toelichting voor grensoverschrijdend gedrag in de openbare ruimte. Hierin worden voorbeelden genoemd en dat helpt om de zaken eenduidiger te maken. Dat kan ook buiten de openbare ruimte een goede landelijke norm zijn. Per organisatie kunnen er aanvullende afspraken over worden gemaakt, maar die moeten wel worden opgeschreven om te kunnen ‘gelden’
Onderzoek naar grensoverschrijdend gedrag moet de toets van de civiele rechter kunnen doorstaan. Als een melder stelt dat een beklaagde iets objectief grensoverschrijdends heeft gezegd of gedaan, dan dient dat:
Voor onderzoek gelden verdragsrechtelijke eisen, zoals die van het EVRM, IVBPR en de AVG.
Iedereen kan zich onderzoeker noemen, en dat gebeurt ook. Sommigen zijn daartoe gekwalificeerd, uit een uitgebreid openbaar bronnenonderzoek blijkt dat de meesten dat niet zijn. Daarmee voldoet Nederland als rechtsstaat niet aan artikel 10 van het nog niet geratificeerde ILO-verdrag inzake het uitbannen van geweld en intimidatie op de werkvloer (C190). Ongereguleerde en ongekwalificeerde klachtafhandeling en onderzoek leidt tot slachtoffers, zowel onder melders, beklaagden als organisaties.
We kunnen voor kwalificatie van onderzoekers kijken naar de eisen die rechters stellen aan hun eigen onderzoekers, de zogeheten gerechtsdeskundigen . Op het gebied van grensoverschrijdend gedrag is er nog geen register, maar er kan wel worden gevraagd om een ook door rechters gevraagd disclosure statement. Daarin kan hij aantonen dat hij vakman is.
Een erkend diploma of getuigschrift van een wettelijk geregelde opleiding (dus niet post-hbo/academisch of van een Instituut, maar hogeschool of universiteit) geeft houvast. Het moet gaan om (niet uitputtend, maar wel bijna):
Heeft iemand deze opleiding niet?
Vraag dan om een ervaringscertificaat of volledig disclosure statement. Want uiteraard kan iemand door veel ervaring en gedegen bijscholing wel kennis en vaardigheden hebben opgedaan.
NB: Het is een Nederlandse gewoonte om oud-bestuurders onderzoek te laten doen bij high profile zaken. Dat leidt tot ongelukken, omdat zij er niet voor zijn opgeleid. Zij kunnen wel een commissie leiden en het onderzoek laten uitvoeren.
Deze methoden zijn niet wetenschappelijk erkend en/of werken bias in de hand:
En verder uiteraard amateurisme:
NB: veel managementboeken zijn geschreven door niet hierin gespecialiseerde consultants
De technieken inclusief ‘praatkaarten’ en ‘spellen’ werken alleen in een grotendeels veilige werkomgeving;
De technieken om ‘angstcultuur’ tegen te gaan zijn niet bewezen;
Volgens de ‘veranderbranche’ mislukt 80 % van de verandertrajecten;
Gedrag veranderen is mogelijk als iemand gemotiveerd is, hulp krijgt en er voldoende wilskracht op voorraad is.
Om de rechtsstatelijke balans terug te krijgen in het domein van sociale veiligheid, moeten we zorgen dat alleen echte vakmensen zich hiermee bezighouden. Op een rustige, zorgvuldige en duurzame manier. Rechtsstatelijkheid is daarbij een goede norm: niemand heeft op voorhand gelijk. Iedereen heeft mensenrechten die altijd gerespecteerd moeten worden.
Lees dit themanummer van Tijdschrift voor klachtrecht
Lees dit artikel over welke personen meer risico op ongewenst gedrag vertonen (hoort bij Manifest overheid
Lees dit artikel over integriteitsonderzoek in Tijdschrift voor Compliance
Lees dit artikel over deskundigheid in Sdu PB
Lees de zeven rode vlaggen voor charlatans in de integriteitssector
Lees hier waarom speak up, psychologische veiligheid en andere hypes niet werken